16 WWW.SPORTDOG.COM
INSTELLINGEN
HALSBANDEN DELEN:
U kunt honden volgen die met een andere afstandsbediening zijn verbonden. Dit is handig als u en een andere persoon
met dezelfde honden werken.
Opmerking: deze functie is alleen voor het volgen beschikbaar. U kunt geen gedeelde hond trainen.
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HALSBNDEN > KLEUR > HALSBND DELEN waarbij
KLEUR de kleur is die u met de gevolgde halsband wordt geassocieerd.
2. Druk op de toets pijl-rechts om J te selecteren als u het delen van halsbanden wilt inschakelen.
3. Selecteer ID en druk op de toets pijl-rechts om een gebruikers-ID in te voeren.
4. Gebruik de toetsen pijl-omhoog en pijl-omlaag op de menukiezer om de ID-code van vier cijfers in te voeren die u
hebt gekregen van de afstandsbediening van de hond wie u wilt volgen. Zie het scherm STATUS in het hoofdmenu om
de ID-code te vinden.
5. Selecteer HOND en druk op de toets pijl-rechts om de nummer van een hond te selecteren.
6. Gebruik de toetsen pijl-omhoog en pijl-omlaag om de code van twee cijfers in te voeren van de bepaalde hond die u
wilt volgen. Deze code wordt ook verkregen van de afstandsbediening van de hond die u wilt volgen.
7. Wanneer u klaar bent, drukt u op TERUG om naar het hoofdmenu terug te keren.
DE INSTELLINGEN VAN MIJN HONDEN WIJZIGEN
Met het scherm MIJN HONDEN kunt u honden toevoegen en verwijderen die aan de afstandsbediening zijn toegewezen.
Het helpt te volgen welke hond welke halsband draagt en bepaalt de instellingen van de halsband voor die hond.
EEN HOND TOEVOEGEN:
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND TOEVOEGEN. Het scherm HOND n
wordt weergegeven, waarbij n het volgende beschikbare nummer van de hond is.
2. Wijzig de naam van de hond door WIJZIG NAAM te selecteren. Er wordt een scherm voor tekstinvoer weergegeven.
Druk op de pijltoetsen om Clr te selecteren en druk op ENTER om de naam te wissen. Gebruik de pijltoetsen om
letters te selecteren om een nieuwe naam in te voeren. Selecteer om de nieuwe naam te bevestigen.
3. Wijs een halsband toe aan deze hond door HALSBD te selecteren. Gebruik de pijltoetsen om de kleur te selecteren
die overeenkomt met de gewenste halsband.
4. Zodra er een halsband aan de nieuwe hond is gekoppeld, kunt u deze hond volgen. Druk op TERUG om naar het
hoofdmenu terug te keren.
DE NAAM VAN EEN HOND WIJZIGEN:
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND > WIJZIG NAAM, waarbij HOND de
eerder ingevoerde naam voor deze hond is. Er wordt een scherm voor tekstinvoer weergegeven.
2. Druk op de pijltoetsen om Clr te selecteren en druk op ENTER om de naam te wissen.
3. Druk op de pijltoetsen op de menukiezer om desgewenst een nieuwe naam in te voeren.
4. Wanneer u klaar bent, selecteert u .
DE EHALSBAND MODULE INSCHAKELEN OF UITSCHAKELEN:
Met de instelling E-HALSBAND kunt u de E-halsband module inschakelen (of uitschakelen) om stimulans, vibratie en/of
een geluidssignaal te sturen om een bepaalde hond te corrigeren.
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND, waarbij HOND de naam van de hond is
waarvoor u de E-halsband module wilt in- of uitschakelen.
2. Selecteer E-HALSBAND en gebruik de toets pijl-rechts om J te selecteren om de E-halsband module in te
schakelen en N om deze uit te schakelen.
Let op: deze instelling is alleen van toepassing op deze hond als deze de toegewezen halsband draagt.
3. Wanneer u klaar bent, drukt u op TERUG om naar het hoofdmenu terug te keren.
DE INSTELLINGEN VAN DE STIM KNOPPEN WIJZIGEN VOOR EEN HOND:
Met de STIM.KNOPPEN kunt u het type stimulans instellen voor elke door de gebruiker gedefinieerde stim knop
volgens uw trainingsvoorkeuren voor een bepaalde hond. De knoppen hebben een etiket met Knop 1 (bovenaan),
Knop 2 (in het midden), en Knop 3 (onderaan).
Opmerking: deze instelling is alleen van toepassing op de gekozen hond.
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND, waarbij HOND de naam van de hond is
waarvoor u de instellingen van de STIM.KNOPPEN wilt wijzigen.
2. Selecteer STIM.KNOPPEN. Het scherm STIM.KNOPPEN wordt weergegeven.
3. Druk op de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag om KNOP 1 te selecteren.
4. Druk op de toets pijl-rechts om C (continue), T (toon), V (vibratie), M (kortstondig), R (toenemend),
P1 (programmeerbaar 1) of P2 (programmeerbaar 2) te selecteren. De standaardinstelling voor Knop 1 is C.
5. Druk op de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag om KNOP 2 te selecteren.
6. Druk op de toets pijl-rechts om C (continue), T (toon), V (vibratie), M (kortstondig), R (toenemend),
P1 (programmeerbaar 1) of P2 (programmeerbaar 2) te selecteren. De standaardinstelling voor Knop 2 is T.
7. Druk op de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag om KNOP 3 te selecteren.
8. Druk op de toets pijl-rechts om C (continue), T (toon), V (vibratie), M (kortstondig), R (toenemend),
P1 (programmeerbaar 1) of P2 (programmeerbaar 2) te selecteren. De standaardinstelling voor Knop 3 is V.
9. Wanneer u klaar bent, drukt u op TERUG om naar het hoofdmenu terug te keren.
HET PROGRAMMEERBARE STIMULANSNIVEAU VOOR EEN HOND AANPASSEN:
Opmerking: deze instelling is alleen van toepassing op de gekozen hond.
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND, waarbij HOND de naam van de hond is
waarvoor u het programmeerbare stimulansniveau wilt wijzigen.
2. Selecteer STIM.KNOPPEN. Het scherm STIM.KNOPPEN wordt weergegeven.
3. Selecteer P1 LEVEL en gebruik de pijltoetsen om het gewenste stimulansniveau in te stellen.
4. Selecteer P2 LEVEL en gebruik de pijltoetsen om het gewenste stimulansniveau in te stellen.
5. Wanneer u klaar bent, drukt u op TERUG om naar het hoofdmenu terug te keren.
DE INSTELLINGEN VAN HET STIMULANSBEREIK WIJZIGEN VOOR EEN HOND:
Met de instelling STIM.BEREIK kunt u het stimulansbereik (laag, gemiddeld of hoog) instellen voor het karakter van
een bepaalde hond. Een hond met een zacht karakter moet een laag bereik krijgen, terwijl een koppige hond een hoog
stimulansbereik nodig kan hebben. Er zijn binnen elk stimulansbereik verschillende niveaus beschikbaar (zie “De
stimulansniveaus instellen” op pagina 14). De standaardinstelling voor bereik is gemiddeld.
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND, waarbij HOND de naam van de hond is
waarvoor u de instellingen van de STIM.BEREIK wilt wijzigen.
2. Selecteer STIM.BEREIK.
3. Druk op de toets pijl-rechts om de stimulansbereiken L (laag), M (gemiddeld) of H (hoog) te selecteren. De
standaardinstelling is M.
4. Wanneer u klaar bent, drukt u op TERUG om naar het hoofdmenu terug te keren.
DE HALSBAND WIJZIGEN DIE AAN EEN HOND IS TOEGEWEZEN:
Met de instelling HALSBD kunt u een halsband aan een specifieke hond toewijzen volgens de kleur die in het scherm
MIJN HALSBANDEN is ingesteld. De kleur wordt ook gebruikt om de hond in de schermen TRACKING en TRAINING
te identificeren.
1. Selecteer in het hoofdmenu INSTELLINGEN > MIJN HONDEN > HOND, waarbij HOND de naam voor de hond
is waaraan u een halsband wilt toewijzen.
2. Selecteer HALSBND.
3. Druk op de pijltoetsen om de kleur voor de gewenste halsband te selecteren en druk dan op de toets pijl-rechts. U
moet JA selecteren om de nieuwe toewijzing te bevestigen.
Opmerking: als de geselecteerde halsband al aan een andere hond is toegewezen, wordt er een waarschuwing weergegeven.
4. Wanneer u klaar bent, drukt u op TERUG om naar het hoofdmenu terug te keren.